Woensdagochtend vroeg stond Bagus ons op te wachten in zijn gammele jeep voor een sightseeing tour. De hele dag on the road richting de Tabanan streek. Waar we ons van te voren afvroegen of zo’n autodag voor de kids wel leuk was, bleek onze twijfel ongegrond. Het was 1 grote film die aan ons voorbij trok. Van de enorme chaos en afwisseling van de stad reden we naar het platteland met uiteindelijk de eindeloze rijstvelden als absolute hoogtepunt. Woensdag was het de 17e en werd Independance Day gevierd. Overal langs de weg hingen rood witte vlaggen. Heel feestelijk en kleurrijk.
Onze eerste stop was bij een steengroeve waar stenen werden uitgehakt voor het bouwen van tempels. Dit is een eeuwenoude family business die nu op zijn retour is. De mannen hakken de stenen uit waarna ze door de vrouwen over een steil, glibberig rotspad naar boven werden gedragen. Op het hoofd, gemiddeld 3 stenen per keer a 5 kilo per steen. Ga er maar aan staan! Het souvenir stalletje halverwege het pad deed ons twijfelen of dit tafereel in scene is gezet voor de toeristen of dat dit ambacht nog steeds op deze manier wordt uitgeoefend. Desalniettemin, heel knap werk. Halverwege het pad naar beneden was een rivier waar het dorp samen kwam om te badderen, tanden te poetsen en te wassen. De kids hebben zich de ogen uitgekeken en andersom waren wij net zo goed een bezienswaardigheid.
Daarna op de thee bij een balinees gezin op het platteland. Opa en oma leven hier samen met de gezinnen van de zonen. Naast een rondleiding op het erf ook de tuin bewonderd vol bekend fruit als bananen, mango en ananas. Maar ook vanille, koffie en cacao werd geteeld en kennis gemaakt met onbekendere vruchten als jackfruit (voor in curry) en stinky fruit. Na de thee verder de bergen in gereden waar de rijst terassen echt zo ongelooflijk mooi zijn. Plaatjes van deze velden vol rieten hoedjes en ploegende waterbuffalo’s worden echt. Bagus heeft ons onderweg veel geleerd over de rijstteelt wat voor ons allemaal heel interessant was.
Daar waren de rijstvelden overgingen in tropisch regenwoud doken we van de ‘normale’ weg af over de ‘massage road’ de bergen in. Fraser Island was hier niets bij. Ergens midden in het regenwoud werden we afgezet voor een wandeling naar een fantastisch mooi restaurant. Heel simpel van alleen bamboe en hout was zo iets sfeervols gebouwd en hier hebben we heerlijk gelunched. In het algemeen vind ik het heel knap hoe de mensen hier met weinig middelen heel veel sfeer creeeren. Je denkt aan veel donker hout met kleuren en krullen. Maar de sfeer is juist heel sereen en strak. Na de lunch zijn we terug gehobbeld en naar een heilige bron gereden waar veel locals met medische klachten zaten te badderen. In water van 30 graden dat rood van kleur was vanwege het hoge ijzer gehalte. Verder niet echt uitnodigend om hierbij te springen.
Los van de prachtige natuur was het met name heel interessant om zoveel te leren over de vele Balinese gebruiken en tradities. We kennen ze vast nog niet allemaal, maar het zijn nu al zoveel regels dat je denkt ‘jee, wat complex allemaal’. Volgens Bagus voert men deze rituelen met zoveel plezier uit dat er van complexiteit geen sprake is. Vita, Eva en Noa vonden alle kindjes het leukst die we onderweg zijn tegen gekomen. Het viel ze op dat iedereen zo vrolijk is, dat ze maar zo weinig hebben om mee te spelen en dat ze met 10 jaar al op de brommer crossen. Waar ze niets van snappen is de vele vuilnis die hier overal op straat ligt en telkens als ze iemand iets op straat zien droppen wordt dat gemeld. Op de waarom vraag blijven wij het antwoord ook schuldig want ook wij snappen hier helemaal niets van. Zoveel vuilnis in zo’n fantastisch mooie natuur…
Leave a Reply